Woordenboek
Moeilijk juridisch woord gezien over civiele procedure? Hier vindt u de betekenis:
A –Â B – C – D – E – F – G – H – I – J – K – L – M – N – O – P – R – S – T – U – V – W – Z
A
Aanhangig maken – Het starten van een procedure bij de rechter; in een civiele procedure is de zaak ‘aanhangig’ gemaakt op het moment dat de griffier de (aan de gedaagde betekende) dagvaarding ontvangt of het verzoekschrift.
Aanhouden – Het uitstel van de behandeling of de beslissing van de rechter. Als een partij een nadere termijn (uitstel) vraagt om een stuk in te dienen dan wordt hem aanhouding verleend.
Aanleg – De rechterlijke instantie waar de behandeling van een zaak plaatsvindt. De rechtbank is de eerste aanleg, het gerechtshof (in hoger beroep) is de tweede aanleg.
Aanzegging – Formele bekendmaking door middel van het uitreiken van een gerechtelijk schrijven, bijvoorbeeld een dagvaarding of een kennisgeving.
Akte – Een door partijen ondertekend geschrift dat als bewijs kan dienen. In gerechtelijke procedure is een akte een kort processtuk waarin iets wordt toegelicht, iets in de procedure wordt ingebracht of een eis wordt gewijzigd, zonder inhoudelijk op alle stellingen van de andere partij in te gaan.
Appel – Hoger beroep; de mogelijkheid om, als men het niet eens is met een rechterlijke uitspraak, een nieuwe uitspraak van een hogere rechter te vragen. Als een zaak bij de rechtbank heeft gediend en hoger beroep wordt ingesteld, dan wordt het appel behandeld door het gerechtshof. Hoger beroep tegen een uitspraak van het gerechtshof wordt ingesteld bij de Hoge Raad en heet geen ‘appel’ maar ‘cassatie’.
Appellant – Degene die in hoger beroep gaat.
Arrest – Uitspraak van een gerechtshof of de Hoge Raad in een civiele dagvaardingsprocedure.
Arrondissement – Rechtsgebied. Nederland is verdeeld in elf arrondissementen. Zie ook: Ressort.
B
Balie – Aanduiding voor de gehele advocatuur.
Belofte – Verplichte verklaring van een getuige op de zitting dat hij de waarheid zal spreken. Wie opzettelijk een valse verklaring aflegt, maakt zich schuldig aan meineed. Christelijke getuigen leggen de eed af, anderen de belofte. Als de rechter voorafgaand aan het getuigenverhoor vraagt of de getuige niets anders dan de waarheid zal verklaren dan zegt de getuige: dat beloof ik.
Beschikking – Een rechterlijke uitspraak in een procedure die begint met een verzoekschrift. Een uitspraak in een procedure die begint met een dagvaarding, heet een vonnis.
Betekening – Formele uitreiking door de deurwaarder van gerechtelijke stukken (zoals een dagvaarding, een oproeping of een vonnis, een proces-verbaal) aan een getuige, een gedaagde partij of andere belanghebbende.
Bevoegdheid – De vraag welke rechter de zaak mag behandelen. Zie ook: Competentie.
Bewijs – Een document, voorwerp of verklaring waarmee de juistheid van een standpunt wordt onderbouwd.
Bewijslast – De verplichting tot het leveren van bewijs in een proces. Meestal heeft degene die zich op het rechtsgevolg van een bepaald feit beroept, de bewijslast. Wie de bewijslast heeft, draagt ook het bewijsrisico. De door hem niet bewezen feiten zijn dan niet komen vast te staan zodat de rechter die feiten niet aks vaststaand in zijn beoordeling meeneemt.
Bewind – Wie onder bewind wordt gesteld, is tijdelijk niet bevoegd om over zijn vermogen te beschikken. Dat doet een bewindvoerder.
Bewindvoerder – Persoon die door de rechter is aangesteld om te zorgen voor het vermogen of de goederen van een ander, die wegens zijn lichamelijke of geestelijke omstandigheden daartoe zelf niet (meer) in staat is.
Bodemprocedure – Term die gebruikt wordt om de normale civiele procedure bij de rechtbank of kantonrechter mee aan te duiden. In een bodemprocedure wordt aan de rechter gevraagd om iets te doen, een toestand vast te stellen, of de gedaagde te veroordelen om iets te doen of na te laten. Een kort geding is geen bodemprocedure. Een verzoekschriftprocedure start met een verzoekschrift, de verweerder mag daar per verweerschrift op reageren waarna en mondelinge behandeling plaatsvindt en de rechter een beschikking geeft. In dagvaardingsprocedures staat de eis in de dagvaarding. De gedaagden verweert zich met de conclusie van antwoord. Daarna zal een comparitie van partijen (mondelinge behandeling) worden gehouden. Soms mag de eiser nog schriftelijk reageren met een conclusie van repliek waar gedaagde per conclusie van dupliek nog mag reageren. Dan zal de rechter een vonnis wijzen.
Buitengerechtelijke kosten – Kosten die iemand maakt voordat een gerechtelijke procedure wordt gestart (en die niet tot de proceskosten worden gerekend) zoals bijvoorbeeld kosten van een deskundige om de schade vast te laten stellen, of kosten om zijn vordering door een advocaat of deurwaarder te laten innen.
C
Cassatie, in cassatie gaan – Bij de Hoge Raad in beroep gaan tegen een beslissing van een lagere rechter.
Casseren – Het door de Hoge Raad vernietigen van een uitspraak van een lagere rechter.
Civiel recht – Recht dat betrekking heeft op geschillen tussen burgers onderling, tussen bedrijven onderling of burgers en bedrijven. Het civiel recht wordt ook burgerlijk recht of privaatrecht genoemd. Andere vormen van recht zijn strafrecht (overheid tegen burgers) en bestuursrecht (over overheidsbesluiten).
Comparitie – De mondelinge behandeling in een gerechtelijke procedure. Comparitie is een samenkomst van partijen bij de rechter. Tijdens een comparitie kunnen partijen hun standpunten nader toelichten en kan de rechter vragen stellen. Meestal zal de rechter onderzoeken of partijen de zaak willen schikken. Tijdens een comparitie worden geen getuigen gehoord en wordt er geen vonnis gewezen. De comparitie kan op de rechtbank worden gehouden, maar soms ter plaatse (bijvoorbeeld als buren een geschil over de erfgrens hebben of als de procedure over een bouwwerk gaat).
Compenseren – Verrekening van de proceskosten. Als de rechter de proceskosten compenseert, dan draagt ieder zijn eigen kosten (griffierecht, betekeningskosten, kosten juridische bijstand).
Competentie – Geeft aan welke rechter bevoegd is voor welk soort zaak. Eerst moet worden vastgesteld welke rechter bevoegd is om een zaak te behandelen (kantonrechter of rechtbank). Dit noemt de vraag van de absolute competentie. De kantonrechter is bevoegd in zaken met een financieel belang tot € 25.000 en is ook bevoegd in zaken over arbeid, huur, pacht en consumentenzaken. Ten tweede moet men vaststellen in welk arrondissement de rechter dient te worden benaderd. Dit is de vraag van de relatieve competentie. Normaal gesproken is de (kantonrechter) van de woonplaats van de gedaagde bevoegd.
Conclusie van antwoord – Het eerste verweer van de gedaagde tegen hetgeen de eiser stelt in een civiel proces in de dagvaardingsprocedure. Bij de kantonrechter kan de conclusie van antwoord mondeling worden ingediend door op de zitting verweer te voeren, maar het verdient aanbeveling om alle verweren op schrift te stellen. In de conclusie van antwoord moeten alle verweren worden opgenomen.
Conservatoir beslag – Bewarend beslag op vermogensbestanddelen van de schuldenaar of goederen die zich onder de schuldenaar bevinden, vooruitlopend op een uitspraak over een geschil. Hiervoor moet per verzoekschrift toestemming van een rechter worden gevraagd. Meestal binnen 14 dagen na beslaglegging moet de dagvaarding worden betekend, dus het leggen van conservatoir beslag is niet vrijblijvend. In sommige gevallen kan een gerechtelijk bewaarder worden aangewezen, maar meestal wordt door beslag de bevoegdheid van de tegenpartij om het beslagen goed aan een ander over te dragen of daarop rechten te vestigen.
Contradictoir – Zaak op tegenspraak. Dit betekent dat de gedaagde of de verweerder in de procedure is verschenen en zich heeft kunnen verweren.
Contra-expertise – Tegenonderzoek door een deskundige.
Conventie – deel van de procedure dat ziet op de eis van de eiser. Het deel van de procedure dat ziet op de tegenvorderingen van de gedaagde heet de ‘reconventie’.
Cumulatie – In burgerlijk procesrecht: het samenvoegen (opstapelen) van meerdere rechtsvorderingen.
Curatele– Maatregel van de rechtbank om bepaalde personen en hun omgeving te beschermen. Het gaat dan vooral om personen die aan een geestelijke stoornis lijden, te veel geld uitgeven of ernstig verslaafd zijn. Die persoon wordt dan onder curatele gesteld en er wordt een curator aangesteld.
Curator – 1. Persoon die door de rechtbank wordt aangewezen om op te treden namens iemand die handelingsonbekwaam is (onder curatele is gesteld). 2. In faillissementen is de curator degene die het vermogen van degene die failliet is gegaan te gelde maakt en de opbrengst verdeelt over de schuldeisers (meestal: de curator zelf en de belastingdienst). 3. In het familie- en jeugdrecht kan een bijzondere curator worden benoemd om op te komen voor de belangen van een kind als de ouder of voogd dat niet wil of kan.
D
Dagvaarding – Oproep om voor het gerecht te verschijnen. Door betekening van de dagvaarding aan de gedaagde start de procedure. In de dagvaarding staan de relevante feiten opgesomd en staat wat er precies van de rechter gevraagd wordt.
Derdenverzet – Bijzonder rechtsmiddel voor de belanghebbende die meent benadeeld te zijn door een vonnis dat tussen andere partijen is uitgesproken.
Descente – Een bezichtiging door de rechter op de plek waar de oorzaak van het geschil zichtbaar is of waar het geschil zich afspeelt (‘plaatsopneming’).
Deurwaarder – Een bij koninklijk besluit benoemde openbaar ambtenaar, die belast is met het uitbrengen van dagvaardingen en andere exploten en het verrichten van ontruimingen, inbeslagnemingen en executoriale verkopingen.
Deurwaardersexploot – Geschrift waarin de deurwaarder een vordering bekend maakt en dat aan een persoon wordt gegeven (betekend).
Discretionaire bevoegdheid – De vrije beslissingsruimte van de rechter.
Dupliek – Het schriftelijke antwoord van de gedaagde op de conclusie van repliek door de eiser in de dagvaardingsprocedure (civiele zaken). Doorgaans het laatste processtuk voordat de rechter vonnis wijst.
Dwangsom – Bedrag dat iemand moet betalen als hij niet voldoet aan een verplichting die hem door de rechter is opgelegd. Een dwangsom is geen schadevergoeding maar een pressiemiddel om de tegenpartij te bewegen om iets te doen of na te laten.
E
Eed – Plechtige verklaring van een getuige op de zitting dat hij tijdens het getuigenverhoor de waarheid zal spreken, en niets dan de waarheid. Als de getuige opzettelijk een valse verklaring aflegt, maakt hij zich schuldig aan meineed.
Eerste en enige instantie – Procedure bij de rechter zonder de mogelijkheid om tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan.
Eerste instantie (eerste aanleg) – Gerecht waar iemand begint met een procedure. Meestal is dat de rechtbank. Ook wel bodemprocedure of in prima genoemd.
Enkelvoudige kamer – Zitting met één rechter die rechtspreekt (bijvoorbeeld kinderrechter of kort geding rechter).
Zie ook: Meervoudige kamer.
Enquête – Getuigenverhoor. Zitting waarin de rechter getuigen hoort in een civiele zaak.
Erfdienstbaarheid – In het kadaster ingeschreven verplichting van de eigenaar van een stuk grond om iets te dulden aan zijn buurman, bijvoorbeeld een erfdienstbaarheid van overpad geeft de verplichting om de buurman het recht om over jouw erf te lopen. Een erfdienstbaarheid blijft ook op een perceel rusten als de eigendom wordt overgedragen.
Ex nunc – Vanaf nu. Beoordeling ex nunc is een beoordeling vanuit de huidige situatie, niet naar de situatie ten tijde van een gebeurtenis uit het verleden.
Ex tunc – Vanaf toen. Beoordeling ex tunc is een beoordeling naar de situatie van toen of vanaf het moment dat de gebeurtenis plaatsvond.
Executie – Tenuitvoerlegging van een gerechtelijke uitspraak of van een andere executoriale titel (zoals een notariële akte), eventueel met behulp van een deurwaarder.
Executoriaal beslag – Handeling van de deurwaarder om bepaalde voorwerpen of gelden aan de macht van de verliezende partij te onttrekken, zodat daarmee degene die door de rechter in het gelijk is gesteld zijn voorwerpen terugkrijgt of de beslagen goederen op een veiling kan verkopen om met de opbrengst zijn schuld betaald te krijgen.
Executoriale titel – Een gerechtelijk stuk dat door de gerechtsdeurwaarder ten uitvoer kan worden gelegd zonder naar de rechter te hoeven. Bijvoorbeeld een bevelschrift van de belastingdienst, een uitvoerbaar verklaard vonnis van de rechtbank of een hypotheekakte.
Exploot – Verzamelnaam voor officiële stukken die uitsluitend door een gerechtsdeurwaarder kunnen worden uitgebracht, bijvoorbeeld een dagvaarding, een oproeping, of een proces-verbaal van beslaglegging of aanzegging van hoger beroep.
F
Formeel recht – Regels die aangeven op welke wijze een proces moet worden gevoerd.
Forum – Gerecht, een rechterlijk college.
Fourneren – Het overleggen van het volledige procesdossier aan de rechter met het doel om een vonnis te krijgen.
G
Gedaagde – Degene tegen wie een eis of vordering wordt gericht in de dagvaardingsprocedure. Tegenpartij van de eiser.
Geïntimeerde – Partij in hoger beroep die in de appeldagvaarding door de appellant (degene die in hoger beroep gaat) is opgeroepen om voor een hoger gerecht te verschijnen, in een procedure tegen de uitspraak van een lagere rechter.
Gelaedeerde – Iemand die nadeel heeft ondervonden van een onrechtmatige daad.
Geldelijk belang – waarde van de vordering of de hoogte van het bedrag waar een geschil om gaat.
Gemachtigde – Iemand die als vertegenwoordiger van een partij optreedt en die namens die partij rechtshandelingen mag verrichten (meestal op grond van een schriftelijke volmacht).
Geopposeerde – Tegenpartij van de opposant in een civiele verzetprocedure. Zie ook: Verzet. De opposant (oorspronkelijk gedaagde) komt in verzet tegen een verstekvonnis, zijn tegenpartij (de oorspronkelijk eiser) is de geopposeerde.
Gerecht – Rechtsprekende instantie. Bijvoorbeeld: kantonrechter, rechtbank, gerechtshof, Centrale Raad van Beroep, College van Beroep voor het bedrijfsleven, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Hoge Raad.
Gerechtsauditeur – 1. Opleidingsfunctie voor juristen die rechter willen worden. 2. Ondersteunende functie bij Hoge Raad en Centrale Raad van Beroep.
Gerechtshof – Gerecht dat zaken in hoger beroep behandelt. Nederland kent vier gerechtshoven.
Gerekestreerde – Degene tegen wie een verzoekschrift wordt ingediend, als hij in de procedure verschijnt is hij de verweerder. Een verzoekschrift wordt ook wel rekest genoemd.
Grief – Bezwaar dat in hoger beroep wordt aangevoerd tegen een overweging in een vonnis.
Griffie – Het secretariaat van een gerecht. De secretaris wordt meestal griffier genoemd en zit naast de rechter om op te schrijven wat er tijdens de zitting gezegd wordt.
Griffierecht – de vergoeding die partijen aan het gerecht moeten betalen voor het voeren van de procedure. Dit wordt ook wel vast recht genoemd. De hoogte daarvan is afhankelijk van de waarde van de vordering en de hoedanigheid van de procespartij (onvermogende, natuurlijk persoon of rechtspersoon).
Grondwet – In de Grondwet staan de grondrechten en plichten van alle Nederlanders. De Grondwet regelt ook de bevoegdheden van het parlement, de ministers en Koning. Ook staat in de Grondwet hoe wetten worden gemaakt en hoe de rechtspraak werkt.
Grosse – Een gewaarmerkt afschrift van een gerechtelijke uitspraak dat door de rechter aan partijen wordt afgegeven.
H
Hoge Raad – Hoogste rechtscollege in Nederland. De Hoge Raad stelt niet meer zelf de feiten vast, maar bekijkt of de lagere rechter (het gerechtshof) bij zijn beslissing het recht goed heeft toegepast en geen onbegrijpelijke uitspraak heeft gedaan. Voor het instellen van zo’n procedure moet een speciale cassatie advocaat worden ingeschakeld.
Hoger beroep – Het opnieuw behandelen van een zaak door een hogere rechter, met het doel de uitspraak van een lagere rechter ongedaan te maken.
Hoorzitting – Mondelinge, vaak openbare behandeling van een rechtsgeschil, die vooral is bedoeld om de rechter nadere informatie te verschaffen.
Huwelijksgoederenregister– Openbaar register bij de rechtbank waarin op verzoek van betrokkenen wordt vermeld of er huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt en of er een verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend.
I
Immateriële schade – Schade die veroorzaakt is door verdriet, smart of geestelijk gemis. Deze schade is (in tegenstelling tot materiële schade) niet direct in geld uit te drukken. Een soort pleister op de wond. Het bedrag dat wordt toegekend als vergoeding voor immateriële schade heet smartengeld.
Inbewaringstelling – In het kader van de Wet Bijzondere Opneming Psychiatrische Ziekenhuizen: gedwongen opname in een psychiatrische inrichting van iemand die psychisch gestoord is en een gevaar vormt voor zichzelf of zijn omgeving.
Incident – Voorval in een procedure dat de gewone voortgang van het proces ophoudt. Als de gedaagde bijvoorbeeld van mening is dat de rechtbank onbevoegd is omdat partijen arbitrage hadden afgesproken, kan hij (vóórdat hij zijn inhoudelijke verweren geeft) een bevoegdheidsincident opwerpen. De rechter gaat zich dan eerst over zijn bevoegdheid uitspreken. De hoofdprocedure ligt dan meestal stil totdat de rechter op de incidentele vordering heeft beslist.
Incidenteel appel – hoger beroep dat ingesteld wordt door de geïntimeerde (de wederpartij van degene ook in hoger beroep is gegaan), waarin de incidenteel appellant zijn bezwaren tegen de rechterlijke beslissing kenbaar maakt. Een soort tegen-hoger beroep dus.
Inlichtingencomparitie – Het op bevel van de rechter verschijnen van partijen om inlichtingen te geven.
Insolventie – Toestand waarin een persoon of onderneming niet meer aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. Meestal gevolgd door een faillissement of surseance van betaling.
J
Jurisprudentie – Geheel van uitspraken van rechters. Deze uitspraken worden gepubliceerd zodat rechters en advocaten kunnen kijken wat andere rechters in soortgelijke gevallen hebben besloten. De jurisprudentie vormt een richtlijn voor wetgeving en de rechtspraak in latere, soortgelijke gevallen.
Jurist – Een rechtsgeleerd persoon, of iemand die juridisch werk doet. ‘Jurist’ is geen wettelijk beschermde titel, iedereen mag zich jurist noemen.
Justitia, Vrouwe Justitia – Godin der gerechtigheid in het oude Rome. Vaak afgebeeld op gerechtsgebouwen met blinddoek, weegschaal en zwaard. Die attributen staan niet symbool voor kortzichtigheid, overgewicht en het onvermogen om keuzes te maken.
Justitiabele – Verzamelnaam voor eiser, gedaagde, verdachte, verzoeker etc. Meestal ook rechtzoekende of procespartij genoemd.
K
Kantonrechter – De kantonrechter behandelt zowel civiele zaken als strafzaken. Het is een alleensprekende rechter die zaken behandelt als arbeidszaken, huurzaken en consumentenzaken (aardvorderingen) en in andere zaken met een financieel belang onder de € 25.000,- (waardevorderingen). In kantonrechter-procedures hoeven partijen niet verplicht advocaat in te schakelen. Vroeger was het kantongerecht een apart gerecht naast de rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad. De kantongerechten zijn administratief samengevoegd met de rechtbanken. De term ‘kantonrechter’ is blijven bestaan.
Kantonrechtersformule – Afspraken tussen de kantonrechters over de wijze waarop de hoogte van een vergoeding bij een ontbinding van een arbeidsovereenkomst wordt berekend. De kantonrechtersformule mag niet meer door de rechters worden gebruikt (werknemers kunnen aanspraak hebben op de transitievergoeding en een billijke vergoeding) maar speelt nog wel een rol in onderhandelingen over de ontslagvergoedingen.
Kinderrechter – Rechter die de civiele jeugdbeschermingszaken behandelt.
Kort geding – Procedure om in een spoedeisende civiele zaak snel een beslissing van de rechtbank te krijgen, bijvoorbeeld het verbieden van een staking, het doorbetalen van loon of het opheffen van een beslag. Dit is een voorlopige uitspraak en wordt daarom ook wel voorlopige voorziening genoemd. De kort geding rechter hoort geen getuigen en zal proberen een inschatting te maken van de uitkomst van een bodemprocedure. Een kort geding kan zelfs op zon- en feestdagen en hoeft niet in het gerechtsgebouw plaats te vinden. Hierna kunnen de partijen alsnog naar de rechtbank gaan om de zaak voor te leggen (de ‘bodemprocedure’). De uitspraak van de kort geding rechter bindt de bodemrechter niet.
Kracht van gewijsde – Een rechterlijke uitspraak heeft ‘kracht van gewijsde’ als daar geen hoger beroep of ander normaal rechtsmiddel meer tegen mogelijk is. De uitspraak kan dus ten volle ten uitvoer worden gelegd. Een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan kan nog wel worden teruggedraaid door de buitengewone rechtsmiddelen herroeping of derdenverzet.
L
Legalisatie – Wettiging; verklaring van echtheid.
Lijdelijk – In het civiele recht is de rechter lijdelijk. Dat betekent dat hij alleen beslist op de geschilpunten die de partijen zelf naar voren brengen en voor het overige een afwachtende houding aanneemt. In het strafproces en het bestuursproces is de rechter daarentegen leidend; hij onderzoekt zelf actief de zaak die aan hem wordt voorgelegd.
Litispendentie – De situatie dat een geschil al bij een andere rechter in behandeling is.
M
Magistratuur – Alle leden van de rechterlijke macht, dus rechters (zittende magistratuur) en –in strafzaken- de leden van het Openbaar Ministerie (staande magistratuur). De rechter blijft zitten tijdens de zitting, de officier van justitie voert staande het woord. Heet ook wel rechterlijke macht.
Materiële schade – Schade die direct in geld is uit te drukken.
Meervoudige kamer – Een kamer van een gerecht, bestaande uit ten minste drie rechters. De meervoudige kamer beslist over zware of ingewikkelde zaken. In hoger beroep worden de zaken veelal door een meervoudige kamer behandeld.
Meineed – Valse eed. Getuigen die tijdens een getuigenverhoor (onder ede) opzettelijk niet de waarheid spreken, maken zich schuldig aan meineed.
Memorie van Antwoord – Het schriftelijke verweer van de gedaagde in hoger beroep (geïntimeerde) tegen de bezwaren die de eiser in hoger beroep (appellant) in zijn memorie van groeven heeft geformuleerd.
Memorie van Grieven – Processtuk waarin de eiser in een hoger beroep procedure zijn bezwaren tegen de uitspraak van de lagere rechter kenbaar maakt.
Mentorschap – Beschermingsmaatregel voor wie zelf niet meer voor zijn persoonlijke (niet-financiële) belangen kan zorgen.
Minuut – Origineel exemplaar van een gerechtelijk stuk (bijvoorbeeld een vonnis), dat blijft bij degene die het heeft opgesteld (de griffier).
Mondelinge uitspraak – Uitspraak die meteen na de behandeling ter zitting wordt gedaan en die pas achteraf op papier wordt gesteld.
N
Ne bis in idem – beginsel dat niet nogmaals mag worden geprocedeerd over een geschil waarin de rechter al uitspraak heeft gedaan.
Nietigverklaring – Oordeel van de rechter dat een vorige uitspraak van een lagere rechter niet geldig is.
Niet-ontvankelijk – Niet vatbaar voor berechting. De niet-ontvankelijkheid wordt bepaald door de rechter. Een eiser is niet-ontvankelijk als het niet tot een inhoudelijke behandeling komt omdat er niet is voldaan aan formele vereisten. Bijvoorbeeld als de eiser buiten de termijn een verzoek of eis instelt, of als de eiser een niet meer bestaande rechtspersoon is.
Novum – Nieuw feit dat nog niet eerder bekend was.
O
Onderbewindstelling – Maatregel van de kantonrechter om het goederenbeheer van personen die daar zelf niet meer voor kunnen zorgen over te dragen aan een bewindvoerder.
Ondercuratelestelling – Het benoemen van een curator voor een meerderjarig persoon die zijn financiële zaken door lichamelijke of geestelijke oorzaken niet meer goed zelf kan regelen.
Ondertoezichtstelling – Maatregel opgelegd door de kinderrechter waarbij de ouders/voogd worden beperkt in het ouderlijk gezag/voogdij en waarbij het toezicht op het kind wordt opgedragen aan bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg.
Onherroepelijk – Niet te herroepen, niet te veranderen. Een uitspraak is onherroepelijk als de rechtzoekende geen beroep of cassatie meer kan instellen, bijvoorbeeld omdat de termijn waarbinnen men beroep moet instellen verlopen is. De procedure is dan helemaal afgedaan.Zie ook: Kracht van gewijsde.
Openbare registers – Door de overheid bijgehouden registers zoals het faillissementsregister en het huwelijksgoederenregister. Deze zijn door iedereen in te zien.
Opposant – De oorspronkelijk gedaagde partij die niet in de procedure verschenen was en die nu verzet aantekent tegen een verstekvonnis.
Oproeping – Dwingend verzoek om voor de rechter te komen als partij of getuige.
P
Peremptoire termijn – Laatste termijn in een procedure waarna geen uitstel meer wordt verleend. In het procesreglement kan worden bepaald dat een ambtshalve (door de rechter ongevraagd opgelegd) peremptoir uitstel wordt gegeven, of dat het uitstel partij-peremptoir (waarbij de ene partij de andere partij kan dwingen om een proceshandeling te verrichten) is.
Persisteren – Volharden in een eis, verzoek of stelling; de eis onveranderd handhaven, ongeacht wat de tegenpartij aanvoert.
Pleidooi – Mondeling betoog nadat alle schriftelijke stukken zijn ingediend, waarbij een partijen de rechter proberen te overtuigen van hun standpunt of waarin de rechter van nieuwe feiten op de hoogte wordt gesteld.
Preparatoir vonnis – Tussenvonnis waarbij de rechter partijen vraagt om stukken over te leggen.
President – De voorzitter van een rechtbank, een gerechtshof of van de Hoge Raad. Ook de rechter die een zitting van een rechtbank of hof voorzit, wordt president of voorzitter genoemd.
Primair – Eerste vordering, verzoek of stelling. Met een primair standpunt wordt aangegeven welk standpunt het belangrijkste is in een reeks. Bijvoorbeeld: primair stelt een werkgever dat de werknemer zelf ontslag heeft genomen, subsidiair (voor het geval het primair standpunt wordt verworpen) dat er een beëindigingsovereenkomst is gesloten.
Principaal beroep – Het door appellant (de eiser in hoger beroepzaken) ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de lagere rechter. Tegenover het principaal beroep van apellant staat het door de geïntimeerde (gedaagde in hoger beroepzaken) in te stellen incidenteel beroep.
Proceshandelingen – Alle officiële handelingen in een proces, zoals het indienen van processtukken, het vragen van akte, het voeren van een pleidooi.
Proceskosten – De kosten die een procespartij heeft moeten maken zoals griffierechten, kosten van getuigen en deskundigen en een (bijdrage in) de gemaakte kosten voor rechtsbijstand.
Proceskostenveroordeling – Bedrag dat de verliezende partij moet betalen aan de winnende partij als compensatie voor de door de winnende partij gemaakte proceskosten. Als er niet echt sprake is van winnen of verliezen (zoals in het personen- en familierecht) of in zaken waarin werknemers loondoorbetaling eisen, worden de kosten meestal gecompenseerd. Dat betekent dat ieder dan zijn eigen kosten draagt.
Proces-verbaal – Schriftelijk verslag van hetgeen op rechtszittingen aan de orde is gekomen, of van wat een deurwaarder heeft geconstateerd.
Procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad – Hoofd van het parket bij de Hoge Raad. Bij de Hoge Raad vervult het parket een andere rol dan bij de rechtbank en het gerechtshof. Leden van het parket eisen hier geen straf, maar adviseren de Hoge Raad over de uitspraak in civiele zaken, strafzaken en belastingzaken. Ook bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is sinds 2013 een procureur-generaal aangesteld.
Prorogatie – De mogelijkheid om in het civiel procesrecht met de tegenpartij overeen te komen dat een geschil direct zal worden voorgelegd aan een hogere rechter.
R
Raad voor de rechtspraak – De Raad voor de rechtspraak bestaat sinds 1 januari 2002 en vormt de schakel tussen de minister van Justitie en de gerechten. De Raad heeft als opdracht te bevorderen dat de gerechten hun rechtsprekende taak goed kunnen vervullen.
Raad voor Rechtsbijstand – Instantie die beslist of een rechtzoekende in aanmerking komt voor gesubsidieerde rechtsbijstand (pro deo advocaat). De toestemming die aan de rechtzoekende wordt gegeven wordt toevoeging genoemd. De rechtzoekende betaalt een eigen bijdrage waarvan de hoogte afhankelijk is van zijn inkomens- en vermogenspositie, de Raad betaalt voor de procedure dan een vast bedrag(je) aan de advocaat
Raadsheer – Rechter bij het gerechtshof of de Hoge Raad. Ook een vrouwelijke rechter wordt raadsheer genoemd. De raadsheer-commissaris is de rechter die namens het gerechtshof een onderzoek leidt.
Raadsman / raadsvrouw – de advocaat die een procespartij bijstaat.
Raio – Rechterlijk ambtenaar in opleiding. Iemand die de opleiding volgt om later rechter te worden.
Rechtbank – Rechtsprekend orgaan dat in eerste aanleg oordeelt over zaken die niet bij de kantonrechter moeten worden aangebracht, zoals echtscheidingen en vorderingen met een waarde van minimaal
€ 25.000. Ook wordt met het begrip rechtbank het gebouw aangeduid waarin de rechtbank en de kantonrechter zetelen.
Rechter-commissaris (RC) – De RC in faillissementen houdt toezicht op de curator (die de failliete boedel beheert) en op de bewindvoerder (die het traject van schuldsanering bij natuurlijke personen begeleidt). In gewone zaken is de RC de rechter die het onderzoek leidt.
Reconventie – Tegenvordering; door de gedaagde tegelijk met de conclusie van antwoord ingediende tegeneis. Degene die de procedure start is eiser in conventie. Als de gedaagde partij een tegenvordering instelt, dan wordt hij ‘eiser in reconventie’. De conventie en de reconventie worden tegelijkertijd behandeld. Als de gedaagde een tegenvordering instelt, heet zijn verweer ‘conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie’.
Referte – Mededeling van een partij aan de rechter dat hij geen inhoudelijke bezwaren tegen een vordering of verzoek aanvoert en dat hij het oordeel daarover volledig aan de rechter overlaat.
Rekest (vroeger ook wel rekwest genoemd) – Verzoekschrift. Hier komt de term gerekwestreerde vandaan: iemand tegen wie een verzoekschrift is ingediend.
Rekwestrant – Verzoeker in een rechtszaak.
Rekwirant – Degene die een vordering indient, de eiser.
Repliek – Datgene wat de eiser aanvoert ter weerlegging van hetgeen de gedaagde in de conclusie van antwoord heeft gesteld, dus een nadere toelichting of zijn eis. Hierop mag de gedaagde in dupliek nog reageren.
Ressort – Rechtsgebied van het gerechtshof. Nederland is verdeeld in vier ressorten. Elk ressort heeft een eigen Gerechtshof. De ressorten zijn onderverdeeld in arrondissementen (11) waarbinnen de rechtbank bevoegd is.
Rogatoire commissie – Getuigenverhoor dat in opdracht van de behandelend rechter door een andere instantie (meestal een rechtbank in het buitenland) wordt uitgevoerd. Als een getuige zich bijvoorbeeld in Australië bevindt dan kan de Nederlandse rechtbank een verzoek aan de Australische rechter doen om die getuige daar onder ede een verklaring af te laten leggen en vragen te beantwoorden. Binnen de EU kan op grond van de Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 mei betreffende de samenwerking van tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken een verzoek worden ingediend bij het gerecht aldaar.
Rol – Een lijst van de zaken die op de zitting behandeld worden, waarin is opgenomen wordt welke stukken uitgewisseld moeten worden tussen partijen. De term rol komt vroeger, toen de griffier op een papieren rol alle zaken had geschreven en zaak voor zaak aan de rechter voorlegde.
Rolzaak – Procedure die (in beginsel) door een dagvaarding wordt aangebracht voor de civiele rechter.
Rolzitting – Zitting in civiele zaken waar procedurele beslissingen worden genomen en de stukken van de partijen worden uitgewisseld. Rolzittingen vinden op een vaste dag plaats. Bij de kantonrechter wordt de dag bepaald aan de hand van de achternaam van gedaagde, de rechtbanken en de gerechtshoven hebben vaste zittingsdagen.
Royement/royeren – Schrappen, doorhalen (van de rol afhalen) van een lopende procedure, bijvoorbeeld omdat er een schikking is getroffen.
S
Schikking – Overeenkomst tussen partijen ter beëindiging van (een deel van) het geschil.
Sprongcassatie – Overeenkomst tussen partijen inhoudende dat hun geschil na de einduitspraak in eerste aanleg (bij kantonrechter of rechtbank) direct aan de Hoge Raad zal worden voorgelegd. Hierbij wordt het hoger beroep bij het gerechtshof overgeslagen.
Subsidiair – Volgt altijd op primair; met primair wordt de maximaal haalbare vordering of tenlastelegging aangegeven. De subsidiaire vordering wordt ingesteld voor het geval dat de eerste vordering (de primaire vordering) niet tot het beoogde resultaat zal leiden. Bijvoorbeeld: primair wordt betaling van de hoge contractuele rente gevorderd en subsidiair (voor zover niet vast komt te staan dat de contractuele rente geldt)de veel lagere wettelijke rente. Als een partij voor meerdere ankers wil gaan liggen kan hij meer subsidiair, nog meer subsidiair, meest subsidiair en zelfs uiterst subsidiaire stellingen aanvoeren.
Surseance van betaling – Door de rechter verleende opschorting van betalingsverplichtingen. Er wordt dan een bewindvoerder aangesteld om rechtshandelingen te verrichten. Vaak wordt een surseance aangevraagd als er met de schuldeisers wordt onderhandeld over een betalingsvoorstel. Meestal is de surseance een voorportaal voor het faillissement.
T
Tenuitvoerlegging – Uitvoering van een rechterlijke uitspraak of andere executoriale titel (zoals een hypotheekakte), desnoods met behulp van een deurwaarder. Ook wel ‘executie’ genoemd.
Toevoeging – Beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand waarmee aan een rechtzoekende voor een bepaalde procedure een raadsman wordt toegewezen.
Tussenkomst – Situatie waarin een derde partij zich stelt (tussenkomt) in een lopende zaak.
Tussenvonnis of tussenbeschikking – Uitspraak waarbij de rechter nog geen eindbeslissing geeft, maar bijvoorbeeld aan een partij een bewijsopdracht geeft, een deskundigen onderzoek beveelt of een persoonlijke verschijning van partijen opdraagt. Als er nog bewijs moet worden geleverd dat voor de eindbeslissing noodzakelijk is wordt een tussenvonnis ook wel interlocutoir vonnis genoemd. Tegen een tussenvonnis kun je doorgaans niet (tussentijds) in hoger beroep. Als in een tussenvonnis wel een eindbeslissing is genomen (als de rechter een deel van het gevorderde definitief toe- of afwijst) is er sprake van een deelvonnis waartegen wel in hoger beroep kan worden gegaan.
U
Uitvoerbaar bij voorraad – De mogelijkheid om een uitspraak onmiddellijk ten uitvoer te leggen, ook al is de uitspraak nog niet onherroepelijk omdat daar nog een rechtsmiddel tegen open staat. Het instellen van hoger beroep heeft in dit geval geen opschortende werking.
Unus rechtspraak – Zitting met één rechter die rechtspreekt.
V
Verhaal – Het recht om een betalingsverplichting geheel of gedeeltelijk bij een ander neer te leggen. Als iemand (natuurlijk persoon of rechtspersoon) niet aan zijn verplichtingen kan voldoen omdat hij geen bezittingen heeft die openbaar verkocht kunnen worden, dan biedt hij geen verhaal.
Verjaring – De termijn na afloop waarvan een recht ontstaat of juist verloren gaat. Er zijn vele verjaringstermijnen, meestal van 5 of 20 jaar. Als een vordering verjaart kan de eiser niet meer in rechte nakoming afdwingen.
Verplichte procesvertegenwoordiging – Beginsel dat een procespartij niet zelf alleen een proces mag voeren maar dat alleen door een advocaat mag laten doen.
Verschoningsrecht – Het recht dat een getuige op grond van zijn hoedanigheid heeft om vragen van de rechter niet te hoeven beantwoorden, ook al staat hij onder ede. Bijvoorbeeld een arts die als getuige wordt gevraagd naar de gezondheidstoestand van zijn (vroegere) patiënt. Een getuige mag zich ook verschonen van het geven van een antwoord als hij zichzelf daardoor zou belasten of als hij familie van een betrokkene is.
Verstek – Niet verschijnen van een procespartij (eiser of gedaagde) op de eerste rechtszitting. Als een gedaagde zich niet in de procedure meldt (verstek laat gaan), zal de rechter verstek tegen hem verlenen. De rechter houdt de behandeling dan aan om te kijken of de gedaagde goed is opgeroepen. Tijdens die aanhouding kan de gedaagde het verstek nog ‘zuiveren’ door zich alsnog in de procedure te melden. Als het verstek niet wordt gezuiverd zal de rechter een verstekvonnis wijzen.
Verstekvonnis of bij verstek veroordeeld zijn – Veroordeling die wordt uitgesproken terwijl de gedaagde niet in de procedure is verschenen.
Verweer – De verdediging tegen vorderingen van de eiser of tegen de verzoeken van de verzoeker in een gerechtelijke procedure.
Verweerder – de tegenpartij die zich tegen het verzoek van de verzoeker verweert.
Verzet – Het rechtsmiddel tegen een uitspraak dat iemand kan indienen die bij verstek (afwezigheid) veroordeeld is. Voor het instellen van verzet gelden zeer korte termijnen. Verzet is ook een rechtsmiddel tegen onjuist in rekening gebracht griffierecht of tegen een dwangbevel.
Verzoeker – Indiener van een verzoekschrift.
Voeging – Het samenvoegen van twee procedures die tussen dezelfde personen lopen en hetzelfde onderwerp betreffen, dan wel verbonden zijn met elkaar.
Vonnis – Een uitspraak in een procedure die begint met een dagvaarding.
Voorlopig getuigenverhoor – Een getuigenverhoor dat voorafgaand aan de procedure wordt gehouden. Iemand die overweegt een civiele procedure te beginnen, kan aan de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor vragen. Dit verhoor dient om de kansen bij een rechtszaak beter in te kunnen schatten, of om te voorkomen dat bewijs verloren gaat (door vertrek of overlijden van een getuige bijvoorbeeld).
Voorlopige voorziening – Een voorlopige beslissing in spoedeisende zaken (kort geding) als tijdelijke beslissing tot in een bodemprocedure een eindbeslissing is genomen. Bijvoorbeeld het betalen van een voorschot op schadevergoeding, of het toelaten tot de werkzaamheden.
Vrijwaring – De gedaagde in een civiel proces kan een derde partij bij de procedure betrekken als die ook met de zaak te maken heeft, met het doel een eventuele veroordeling direct aan een derde door te schuiven. Dat heet ‘oproepen in vrijwaring’. Bijvoorbeeld: een werknemer die tot schadevergoeding wordt aangesproken kan zijn werkgever in vrijwaring oproepen. Een hoofdaannemer kan zijn onderaannemer (die de fout heeft gemaakt) in vrijwaring oproepen. De vrijwaringsprocedure is een incident waarop door de rechter eerst beslist wordt, waarna de hoofdprocedure wordt voortgezet.
W
Wraking – Verzoek aan de rechtbank om een rechter in een bepaalde zaak te vervangen, omdat hij niet onpartijdig genoeg is.
Z
Zekerheidstelling – Het storten van een waarborgsom of het afgeven van een bankgarantie, bijvoorbeeld in ruil voor het opheffen van een conservatoir beslag.