Geld uitlenen of uitstel van betaling geven. Vestig een pandrecht!
Als u aan iemand geld uitleent of toestaat dat hij uw vordering niet tijdig betaalt, kunt u beter wat zekerheid voor de terugbetaling eisen. Dat kan door een borgstelling of bankgarantie, of door een pandrecht. Banken doen dat standaard als u een krediet aanvraagt: verpanding van de bedrijfsinventaris en de debiteuren. Maar wat houdt dat eigenlijk in, een pandrecht?
Een pandrecht is een zekerheidsrecht dat kan worden gevestigd op ‘goederen’ zoals roerende zaken, vorderingen of aandelen.
Er zijn twee soorten pandrecht: het vuistpand en het stille pand.
Vuistpand
Bij een vuistpand geeft de schuldenaar het goed af en krijgt hij het terug als hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Als u uw horloge bij het pandjeshuis brengt, is dat een vuistpand. Hiervoor is niet vereist -maar wel verstandig- dat daar een akte voor wordt opgesteld. Voordeel is dat de pandhouder het goed onder zich heeft, zodat de debiteur daar geen gekke dingen mee kan doen, zoals stiekem verkopen. Nadeel is dat de pandhouder de verpande zaak zal moeten bewaren en dat de debiteur deze dus niet kan gebruiken.
Omdat het afgeven van de verpande zaak niet altijd handig is, bestaat ook de mogelijkheid van het bezitloze pandrecht, ook wel ‘stil pand’ genoemd. Een stil pandrecht is eigenlijk hetzelfde als een hypotheek op uw woning. De schuldenaar/pandgever blijft eigenaar en mag de verpande zaak gewoon blijven gebruiken en de verpande vorderingen blijven innen, zolang hij netjes aan zijn verplichtingen voldoet.
Om een rechtsgeldig stil pandrecht te vestigen moet een akte worden opgesteld, waarin de pandgever verklaart wat hij precies verpandt en dat hij bevoegd is om dat te verpanden. Die akte kunt u zelf opstellen (de ‘onderhandse’ akte) of door de notaris laten opstellen (de ‘authentieke’ akte).
Registratie van zo’n onderhandse akte is verplicht om onduidelijkheid over het tijdstip van verpanding te voorkomen en de kans op fraude te beperken. Het onderhandse pandrecht van de schuldeiser wordt pas aangenomen als hij het registratiebewijs kan tonen. Wij zien vaak dat er wel een onderhands pandrecht is overeengekomen, maar dat de akte niet of te laat bij de belastingdienst is geregistreerd. Omdat registratie een keiharde ontstaansvoorwaarde is, heeft de pandhouder/schuldeiser dan geen pandrecht.
Als het pandrecht in een authentieke akte wordt vastgelegd, ontstaat het stille pandrecht al op het moment dat de notaris daar zijn stempel op zet. Zo’n authentieke akte heeft als bijkomend voordeel dat de akte dwingende bewijskracht heeft tegenover derden (zoals opvolgend pandhouders) en dat de schuldeiser het pandrecht kan uitwinnen zonder tussenkomst van een rechter.
Als de pandgever zijn verplichtingen niet meer nakomt, mag de pandhouder afgifte van de verpande zaken eisen (omzetten in een vuistpand) en zich op het onderpand verhalen door dat te verkopen.
Stil pandrecht
Bij een stil pandrecht op vorderingen kan de pandhouder zijn pandrecht van ‘stil’ naar ‘openbaar’ omzetten door de debiteuren aan te schrijven met de mededeling dat hij pandhouder is en dat er aan hem betaald moet worden.
Het fijne aan een pandrecht is dat zelfs als de schuldenaar failliet gaat of in de schuldsanering terecht komt, de pandhouder het verpande goed zelf kan verkopen of de verpande vorderingen zelf kan innen. Daarmee geeft de pandhouder de curator en andere schuldeisers dus het nakijken. Ook als iemand beslag op het verpande goed legt, mag de pandhouder gewoon uitwinnen en zichzelf uit de opbrengst voldoen.
Doordat de pandhouder de opbrengst niet met anderen hoeft te delen, heeft hij dus veel meer zekerheid dan andere schuldeisers. Mits aan de formaliteiten is voldaan, natuurlijk.